‘Veel gezinnen beginnen met één zorgverlener en hebben er na een halfjaar tien. Maar zijn ze ook geholpen?’

22-11-2016

Is hij eigenwijs of baanbrekend? René Peters, wethouder Sociale Zaken, Jeugd, Onderwijs en Integratie in Oss, strijdt voor een beter functionerende zorg voor ouderen, jongeren en iedereen. Dat doet hij door het beestje bij zijn naam te noemen, bestaande patronen te doorbreken en nieuwe werkwijzen te ontwikkelen. En soms tegen heilige huisjes te schoppen. Transformatiedialogen, gesprekken tussen professionals uit de jeugdzorg, zijn zo’n nieuwe werkwijze. De vraag is: wat is nu eigenlijk goede zorg?

Waarom ben jij de transformatiedialogen begonnen?

‘We hebben in Nederland in het sociale domein rare praktijken opgebouwd met elkaar. We sturen op vier indicatoren, maar of die een goed functionerende zorg opleveren, kun je je afvragen. Een van de belangrijkste indicatoren is rechtmatigheid. We checken of iemand recht heeft op zorg, maar niet of die zorg ook helpt. We controleren bijvoorbeeld of iemand recht heeft op een scootmobiel, maar of hij ook iemand heeft om heen te scootmobielen weten we niet. Of een ander voorbeeld: veel gezinnen beginnen met één hulpverlener en na een halfjaar hebben zij er tien, in plaats van nul. Dat is misschien rechtmatig, maar helpt het hen ook? Dat heeft er ook mee te maken dat wij sturen op zorg voor ieder deelprobleem in plaats van mensen te zien als een geheel. Heb je zestien problemen, dan heb je ook zestien specialisten, maar helpt je dat ook? Ook sturen wij op risicobeheersing, bijvoorbeeld om te voorkomen dat er iemand doodgaat in jeugdzorg. Dat is natuurlijk ook belangrijk, maar we bedenken allerlei beleidsstappen die alleen maar resulteren in méér bureaucratie. Tot slot sturen we op gelijkheid. Maar mensen en hun situaties zijn niet gelijk. Door ze als zodanig te behandelen, zit je ze vaak juíst in de weg.’

Hoe zou het dan moeten?

‘Ik geloof in het goede gesprek. Dat je met elkaar bespreekt: wat is goede zorg eigenlijk? Hoe ziet dat eruit? En: doen we dan de goede dingen met elkaar? Voor deze cliënt of in het algemeen? Toen ik zo’n vijf jaar geleden begon als wethouder kreeg ik jaarverslagen: onleesbaar en gelogen. Ik ken ook niemand die ze leest. Waarom zou je ook? Geen instelling in de problemen die dat in het jaarverslag zegt. Ik wilde het anders doen. Ik wilde de professionals in het sociale domein leren kennen. Niet letterlijk alle 170 aanbieders, maar alle representatieve partijen waarmee wij zaken doen: gespecialiseerde thuiszorg, jeugdzorg, schuldhulpverlening, jeugdgevangenis, onderwijs. Ik heb mij helemaal het apezuur ‘gewerkbezoekt’. Tijdens zo’n werkbezoek kijk ik bij de directie, de financiële afdeling en op de werkvloer. De vragen die ik heb, stel ik gewoon. Ik vraag niet om de cijfers, maar om het verhaal. Dat vertelt veel meer. Na al die werkbezoeken is de volgende stap dat we nu met alle betrokkenen uit het sociale domein met elkaar in gesprek gaan. Daarvoor zijn de transformatiedialogen.’

Wat is jouw bedoeling met de transformatiedialogen?

‘Ik hoop op uitkomsten op drie niveaus. Allereerst, dat de verschillende professionals in elkaars telefoon komen te staan. Zo van: jij kunt mij helpen en ik ga jou bellen. Samenwerken is niet: in groepjes over problemen praten, maar iemand bellen die je kan helpen. Daarnaast hoop ik dat de professionals herkennen en erkennen tegen welke problemen ze steeds weer aanlopen. En dat ze door deze gesprekken de veiligheid gaan voelen om deze problemen – al dan niet met elkaar – op te lossen. En niet van: ik mag maar drie kwartier aan deze cliënt besteden, maar zo lang als nodig is. Maar ik hoop ook dat ze gemakkelijk opschalen. Als er structurele problemen zijn, kennen ze nu de wethouder. Ten derde hoop ik zélf mogelijke structuurproblemen te achterhalen, die ik uit de weg kan ruimen. Bijvoorbeeld, gemeentelijke afdelingen die elkaar tegenwerken. Wat bij Schuldhulpverlening een goed idee lijkt, kan bij Werk & Inkomen een probleem blijken te zijn. Bij Schuldhulpverlening zeiden ze bijvoorbeeld tegen een moeder van twee kinderen: je hebt geen auto nodig. Maar zij bracht dagelijks twee kinderen naar het speciaal onderwijs. Nu was ze aangewezen op de – veel duurdere – schoolbus. Bovendien waren de kinderen elke dag over hun toeren van de drukte in de bus. Dit kostte de moeder zo veel kracht, dat ze nog minder energie had om te werken.’

Hoe kunnen professionals hier anders mee omgaan?

‘Ik denk dat ze soms de vraag anders kunnen stellen. Niet aan de juridische afdeling vragen: mag dit? Maar: dit ga ik doen, kun jij zorgen dat ik gedekt ben? En daarnaast: sneller ingrijpen, op de vindplaats zelf. Daar bedoel ik mee dat, als een kind een probleem heeft in de klas, je dat gaat oplossen in de klas. Lukt dat niet? Dan haal je als docent hulp erbij en praat je met de moeder, het kind en iemand die mee kan denken. Ik bedoel dus dat je een probleem zo veel mogelijk probeert op te lossen, waar het ontstaat. Maar ik denk ook dat professionals mensen meer op eigen kracht met oplossingen kunnen laten komen. Niet als bezuiniging, maar als ik jou niet help om jezelf te helpen, werkt het niet. En dat professionals kunnen sturen op ongelijkheid in plaats van gelijkheid, omdat standaardoplossingen de boel dikwijls nodeloos compliceren. En soms tijdelijk advies kunnen inroepen. Niet elke hulpverlener die betrokken raakt, hoeft tot het einde te blijven. Maar vooral: gewoon beginnen met een oplossing. Ik sprak net twee dames van Basisteam Voorst. Een van hen zei: ik ben een pitbull en ik laat niet los totdat een probleem is opgelost. Dat hoor ik graag. Maar ik moedigde haar ook aan: schaal op als het niet snel genoeg gaat. Als een collega niet mee wil werken, bel je zijn baas.’

Jij hebt wel lef als wethouder, dat je deze issues probeert te tackelen.

‘Het heeft niet zo veel te maken met lef of zo, maar eerder kordaatheid. Ik heb het altijd wonderlijk gevonden, dat als je ergens last van hebt, je het niet probeert op te lossen. Dat je kiest voor allerlei omwegen die veel meer tijd en energie kosten, dan dat je eenmalig de confrontatie aangaat. Want dat is wat veel mensen doen. Daarnaast heb ik het altijd belangrijk gevonden om toegankelijk te zijn. Mijn tip aan iedere wethouder: geef je mobiele nummer aan iedereen. Niemand gaat je bellen, als dat niet strikt noodzakelijk is. Iedereen mag mij bellen. Als het me niet uitkomt, neem ik niet op. En anders wel. Zo simpel is het.’

Geschreven door: Esther Barfoot

Dit interview is gepubliceerd in het boek ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht? geschreven door Jan Smit, partner van Broosz. In deze publicatie staan de reflecties van het onderzoek Jong in Buurt waarin de vragen ‘Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor jeugd? & ‘Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Klik hier om de publicatie te bestellen of te downloaden.